Iedere ondernemer kent ongetwijfeld de kruispuntbank van ondernemingen, veelal via de accountant die voor de onderneming de boekhouding voert en de ondernemer begeleidt bij het vervullen van alle administratieve formaliteiten.
De verplichte inschrijving lijkt misschien wel een loutere formaliteit, maar is dat alleszins.
Een foutieve of onvolledige vermelding van de ondernemingsgegevens in de kruispuntbank van ondernemingen, kan immers zeer nefaste gevolgen hebben wanneer een onderneming zich tot de rechtbank wendt om een vordering te stellen die verband houdt met haar activiteiten. Denk maar aan een onbetaalde factuur.
Artikel III.26 van het Wetboek Economisch Recht bepaalt dienaangaande:
Ҥ 1. Elk op verzoek van een handels- of ambachtsonderneming betekend deurwaardersexploot vermeldt steeds het ondernemingsnummer.
Bij gebreke aan vermelding van het ondernemingsnummer op het deurwaardersexploot, verleent de rechtbank uitstel aan de handels- of ambachtsonderneming om haar inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de datum van het inleiden van de vordering te bewijzen.
Indien de handels- of ambachtsonderneming haar inschrijving in deze hoedanigheid in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de datum van het inleiden van haar vordering niet bewijst binnen de door de rechtbank gestelde termijn of indien blijkt dat de onderneming niet ingeschreven is in de Kruispuntbank van Ondernemingen, verklaart de rechtbank van ambtswege de vordering van de handels- of ambachtsonderneming onontvankelijk.
§2. Indien de handels- of ambachtsonderneming wel in deze hoedanigheid is ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen, maar haar hoofdvordering, tegenvordering of vordering tot tussenkomst, ingediend bij verzoekschrift, bij conclusie of deurwaardersexploot, gebaseerd is op een activiteit waarvoor de onderneming op de datum van de inleiding van die vordering niet is ingeschreven of die niet valt onder het maatschappelijk doel waarvoor de onderneming op deze datum is ingeschreven, is de vordering van die onderneming onontvankelijk. De onontvankelijkheid is evenwel gedekt, indien ze niet voor elke andere exceptie of verweermiddel wordt ingeroepen.”
Enerzijds is er de verplichting voor de onderneming om zich in te schrijven in de kruispuntbank van ondernemingen. Indien er geen inschrijving wordt bewezen dan is de vordering van de onderneming onontvankelijk.
Anderzijds volstaat een loutere inschrijving niet om een ontvankelijke vordering te stellen. Artikel III.26 §2 van het Wetboek Economisch Recht bepaalt dat de vordering van de onderneming die gebaseerd is op een activiteit van deze onderneming, waarvoor de onderneming, op datum van de inleiding van de vordering, niet is ingeschreven in de kruispuntbank van ondernemingen of niet valt onder het maatschappelijk doel van de onderneming, de vordering eveneens onontvankelijk is.
In dat geval zal de rechtbank zich zelfs niet uitspreken over de gegrondheid van de vordering.
De voorwaarde is wel dat deze exceptie in limine litis (voor ieder ander verweer) wordt ingeroepen door de partij die zich er op) beroept.
Zeer concreet betekent dit dat de onderneming en inschrijving moet hebben voor die activiteiten (met vermelding van de juiste NACEBEL-codes) die zij ook effectief uitoefent en waarvoor zij een vordering wenst te stellen.
Bovendien dient ook het maatschappelijk doel van de onderneming aangepast te zijn aan de activiteiten van de onderneming in kwestie.
De verplichting die hierboven werd geschetst lijkt een evidentie, doch in de dagdagelijkse praktijk moet worden vastgesteld dat niet iedere onderneming correct is ingeschreven in de kruispuntbank van ondernemingen, wat dus zeer verstrekkende gevolgen kan hebben.
Het is voor ondernemingen dan ook essentieel om ervoor te zorgen dat de inschrijving in de Kruispuntbank van ondernemingen altijd up to date is.
Voor meer informatie over dit onderwerp kan u altijd contact opnemen.